Kleine herkauwers

Geiten en schapen zijn door hun zeer sociale, speelse, aanhankelijke en nieuwsgierige karakter uitermate geschikte compagnons voor groot en klein. Bovendien hebben ze relatief weinig ruimte nodig, en zijn het uiterst schrale dieren, waardoor de voedingskosten ook niet hoog oplopen. Net dat laatste is echter ook de voornaamste oorzaak van gezondheidsproblemen bij deze dieren. Schapen en geiten zijn van nature aangepast aan een dieet van zeer schrale ruwvoeders, en verdragen zeer slecht energierijke voedermiddelen zoals fruit, granen en brood. Bij overvoedering ontwikkelen ze gemakkelijk overgewicht of obesitas, waardoor ze meer kans hebben op geboorteproblemen, tumoren en pootproblemen. Daarnaast kan het opnemen van veel suikers (zoals bijvoorbeeld wanneer ze teveel krachtvoer, brood of fruit gegeten hebben) leiden tot maagverzuring, gasophopingen in de maag (tympanie) of enterotoxaemie met snelle sterfte tot gevolg. Een goede voeding voor gezelschaps-schapen en -geiten bestaat voornamelijk uit gras en hooi, aangevuld met een kleine hoeveelheid commercieel brok aangepast aan schapen of geiten (opgelet: geitenbrok bevat te veel koper voor schapen en mag dus niet aan schapen gegeven worden!). Als extra'tje kan gekozen worden voor groenten zoals wortels of rapen, of in beperkte mate stukjes fruit. Grote hoeveelheden fruit en brood kunnen gevaarlijk zijn!

Naast een gezonde voeding is het bij schapen en geiten aangeraden om halfjaarlijks te vaccineren tegen Clostridium-infecties en de klauwen te verzorgen om kreupelheid tegen te gaan. Daarnaast moet regelmatig mestonderzoek uitgevoerd worden om te kijken of ontworming noodzakelijk is. Gezien het zeer regelmatig voorkomen van resistentie tegen ontwormingsmiddelen bij kleine herkauwers, wordt 'blind' preventief ontwormen bij deze dieren vandaag afgeraden.

VERGIFTIGINGEN

Geiten zijn soms echte ontsnappingskoningen, en zijn door hun nieuwsgierig karakter geneigd om allerlei nieuwe zaken te gaan uitproberen, en kunnen zo verantwoordelijk zijn voor veel schade aan moes- en siertuinen. Vooral dit laatste kan ook een groot probleem betekenen voor de dieren zelf. Door hun nieuwsgierigheid gaan ze vaak giftige planten opnemen, waardoor intoxicaties regelmatig voorkomen bij geiten. Heel vaak gaat dit gepaard men zenuwsymptomen, waarbij de dieren zwak op de poten worden, soms moeilijk recht komen, en vaak nog weinig reageren op de omgeving. Voorbeelden van veel voorkomende vergiftigingen bij geiten na een escapade in de siertuin zijn taxus, buxus, klimop, acaciaboom, rododendron, oleander en laurierkers. Wanneer u vermoed dat uw dier een van deze, of een andere mogelijks giftige plantensoort, heeft opgenomen, is het van belang zo snel mogelijk uw dierenarts te contacteren, zodat een middel kan gegeven worden dat de opname van het gif kan vertragen, en niet te wachten tot het dier ziek is. Wanneer een dier reeds ziek is, komt behandeling vaak te laat.

SCHIJNDRACHT

Schijndracht, of met andere woorden een mucometra, komt regelmatig voor bij vrouwelijke geiten. Dit houdt in dat het dier tekenen van dracht (zwangerschap) vertoont, terwijl het niet drachtig is. Vaak wordt gezien dat de buik van het dier in omvang toeneemt, en dat de uier groter wordt en soms zelfs melk lekt. Dit ontstaat doordat er een 'geel lichaam' aanwezig blijft op de eierstokken van het dier, waardoor er slijm gaat opstapelen in de baarmoeder. Ondanks dat de dieren in eerste instantie weinig last hiervan lijken te ondervinden, is het toch belangrijk om in een vroeg stadium de dierenarts te contacteren en deze aandoening te gemakkelijk laten behandelen via hormooninjecties. Op termijn kan immers de baarmoeder te groot worden, wat tot ernstige pijn kan leiden. In dit stadium is de aandoening nog zeer moeilijk te behandelen.

CASTRATIE EN VERSTOPPING VAN DE PLASBUIS

Bokken en rammen worden vaak gecastreerd (de teelballen weggenomen), niet alleen om ongewenste geboortes te voorkomen en om agressie te vermijden, maar vooral ook om de geurhinder te verminderen. De meeste bokken en rammen zijn, afhankelijk van het ras, geslachtsrijp op een leeftijd tussen 3 en 9 maand. Op deze leeftijd is echter het geslachtsstelsel nog niet volledig ontwikkeld. Wanneer men een bok of ram castreert van zodra het dier geslachtsdrift begint te vertonen en begint te stinken, dan is men vaak nog veel te vroeg, en stopt men het geslachtsstelsel te vroeg in zijn ontwikkeling. Hierdoor blijft de penis te klein, waardoor verstoppingen veel vaker voorkomen. Daarom wordt aangeraden om een bok of ram pas te castreren vanaf een leeftijd van 1 jaar, en om de dieren apart te plaatsen van de vrouwelijke dieren tussen 6 maanden en de moment van castratie.

Vooral dieren die te weinig drinken en te veel krachtvoer opnemen hebben een groot risico op het vormen van gruis (kleine steentjes) in de urine. Wanneer een bok of ram dan een onderontwikkelde penis heeft, dan is de kans groot dit gruis de penis gaat verstoppen op het puntje van de penis, waar er een klein smal aanhangsel is bij schapen en geiten. Meestal kan dan opgemerkt worden dat het dier lusteloos is, weinig eetlust heeft en knarsetand. Verstoppingen van de plasbuis zijn echte spoedgevallen, waarbij er via een kleine operatie het aanhangsel van de penis wordt verwijderd. Wanneer dit niet gebeurt is er een groot risico op beschadiging van de nieren of het scheuren van de blaas, wat meestal dodelijk is.

Het belangrijkste om deze aandoening te voorkomen is het voldoende lang wachten om over te gaan tot castratie. Heeft u toch een te vroeg gecastreerde bok of ram, dan moet u zeker steeds voldoende vers drinkwater ter beschikking stellen en zorgen voor een goed voedermanagement om obesitas te vermijden. Bij dieren die reeds herhaaldelijk last hadden van deze aandoening kunnen er voedersupplementen gegeven worden om de vorming van het gruis te vermijden.